Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
Zender
Zwart
Aardingspen
3" – 6"
(1 – 2 m)
Figuur 8 - Zenderaansluitingen voor het opsporen van storingen

Opsporen

1. Zorg ervoor dat niemand in de buurt van
de geleider, zender, meetkabels of aar-
dingspen is of deze aanraken. Schakel de
zender IN met de AAN/UIT-schakelaar op
de zender. Wanneer de zender ingescha-
keld is, wordt hij ingesteld op de laatst
gebruikte frequentie. Indien noodzake-
lijk, drukt u op de frequentieknop op de
zender tot "dFF" op het scherm wordt ge-
toond ( guur 9).
Figuur 9 - Zenderscherm
Stel het signaalvermogen in door op de sig-
naalvermogenknop te drukken om zo door
de instellingen (laag, normaal en hoog) te
bewegen. Door een hoog vermogen te ge-
bruiken, kan het signaal naar punten stromen
die niet het doel zijn, een laag vermogen kan
betekenen dat er geen circuit tot stand komt.
De zender toont de circuitweerstand (OHM)
onderin het lcd-scherm. Hoe lager de weer-
stand, hoe beter het opsporingssignaal. Om
het circuit te verbeteren, verbetert u de aar-
ding, controleert u de meetkabels of verhoogt
u het vermogen.
De zender piept continu zodra er een circuit is.
Hoe lager de circuitweerstand, des te sneller
de pieptoon. De zender piept driemaal met
een pauze (herhalend) als er geen circuit is.
Wanneer het zenderdisplay een spannings-
waarschuwing ( guur 3) toont, is de zender
Rood
Ingegraven geleider
Retourpad
door de grond
Storingzoeker met A-frame
Ontvanger
verbonden met een spanningsbron. Als dat
het geval is, DE ZENDER, MEETKABELS OF
AANSLUITINGEN NIET AANRAKEN. De
doelgeleider staat onder spanning en er is
een kans op elektrische schokken. Tref voor-
zorgsmaatregelen voor hoogspanning voor-
afgaand aan het loskoppelen.
2. Tijdens het opsporen van storingen moet
de ontvanger gewoonlijk boven de geleider
worden gebruikt, waarbij de voorste ont-
vangerpen naar de verwachte storing wordt
gericht en de achterste ontvangerpen rich-
ting de aardingspen. De ontvangerpennen
moeten de aarde gelijkmatig doorboren
zodat ze goed elektrisch contact maken. De
stroom die in en uit de ontvangerpennen
stroomt, levert het signaal om het defect in
de isolatie op te sporen (zie guur 10).
Geleider (eindaanzicht)
Figuur 10 - Ontvangerpositie
3. Om het opsporen te starten, plaatst u de
A-frame-ontvanger tussen de aardings-
pen en de zenderaansluiting met de ge-
leider. Druk op de AAN/UIT-schakelaar
van de A-frame-ontvanger om de ont-
vanger IN te schakelen.
De signaalsterkte verschijnt op het ontvan-
gerdisplay. De signaalsterkte is het hoog-
ste in de buurt van de aardingspen en bij
storingen in de geleider. Druk op de knop
"Ref' om een referentiesignaalsterkte in de
buurt van de aardingspen op te slaan.
De pijlen op het ontvangerdisplay geven de
richting van de storing aan. De richting van
Aarde
Storing
Geleider (zijaanzicht)
79

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

Ft-103Fr-30

Table of Contents