Makita DC64WA Instruction Manual page 16

Opladen voltooid.
LET OP
1. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES - Deze gebruiks-
aanwijzing bevat belangrijke veiligheids- en
bedieningsinstructies voor de acculader.
2. Alvorens de acculader in gebruik te nemen,
leest u eerst alle instructies en waarschu-
wingsopschriften op (1) de acculader, (2) de
accu en (3) het apparaat dat op een accu werkt.
3. LET OP - Om de kans op letsel te verkleinen,
mag u alleen oplaadbare accu's van Makita
opladen. Andere typen accu's kunnen barsten
waardoor persoonlijk letsel of schade kan
worden veroorzaakt.
4. Niet-oplaadbare accu's kunnen niet worden
opgeladen met deze acculader.
5. Gebruik een stroomvoorziening met een span-
ning aangegeven op het typeplaatje van de
acculader.
6. Laad de accu niet op in de buurt van ontvlam-
bare vloeistoffen of gassen.
7. Stel de lader niet bloot aan regen, sneeuw of
natte omstandigheden.
Draag de lader nooit aan het netsnoer en geef
8.
nooit een ruk aan het netsnoer om zo de stek-
ker uit het stopcontact te trekken.
Verwijder de accu vanaf de lader wanneer u de
9.
lader draagt.
10. Na het opladen of voordat u de acculader
onderhoudt of schoonmaakt, trekt u de stekker
van de lader uit het stopcontact. Trek bij het
loskoppelen van de lader aan de stekker en
niet aan het netsnoer.
Opladen
1. Sluit de acculader aan op een wisselstroomvoe-
ding met de juiste spanning. De oplaadlampjes
knipperen herhaaldelijk groen.
2. Lijn de accu uit met de geleiderand van de lader
en steek de accu in de lader tot hij stopt.
3. Nadat de accu in de acculader is gestoken, veran-
dert de kleur van het oplaadlampje van groen naar
rood en begint het opladen. Het oplaadlampje
blijft tijdens het opladen continu branden. Eén
rood oplaadlampje geeft aan dat de acculading
tussen 0 en 80% ligt en een rood en een groen
oplaadlampje geeft tussen 80 en 100% aan. De
hierboven genoemde waarde van 80% is slechts
een benadering. Deze waarde kan verschillen met
de accutemperatuur en de toestand van de accu.
OPMERKING: De oplaadtijd varieert met de temperatuur (10 °C tot 40 °C) waarbij de accu wordt geladen en met
de toestand van de accu, bijvoorbeeld een accu die nieuw is of lange tijd niet is gebruikt.
11. Zorg ervoor dat het netsnoer op een plaats ligt
waar er niet op wordt gestaan, over gestruikeld
of anderszins blootgesteld aan beschadiging
of krachten.
12. Gebruik de lader niet wanneer het netsnoer of
de stekker beschadigd is.
13. Als het netsnoer beschadigd is, moet het wor-
den vervangen door de fabrikant, haar service-
centrum of gelijkwaardige vakbekwame per-
soon om gevaarlijke situaties te voorkomen.
14. Gebruik de lader niet en haal hem niet uit
elkaar nadat deze is blootgesteld aan een
zware schok, is gevallen of op een andere
manier is beschadigd, maar breng deze naar
een vakbekwame reparateur. Door onjuist
gebruik of in elkaar zetten kan een risico van
elektrische schokken of brand ontstaan.
15. Laad de accu niet op wanneer de kamertem-
peratuur LAGER is dan 10 °C of HOGER dan
40 °C. Bij lage temperatuur start het opladen
mogelijk niet.
16. Gebruik geen spanningstransformator, motor-
generator of gelijkspanningsstopcontact.
17. Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen van de
lader niet worden afgedekt of geblokkeerd.
18. Zorg ervoor dat bij het erin steken en eruit
trekken van de stekker en bij het aanbrengen
en verwijderen van de accu uw handen niet nat
zijn.
19. Gebruik bij het reinigen van de lader nooit ben-
zine, wasbenzine, thinner, alcohol, enz. Dit kan
leiden tot verkleuren, vervormen of barsten.
4. Nadat het opladen klaar is, veranderen de rode en
groene oplaadlampjes naar één groen lampje.
5. Nadat het opladen klaar is, drukt u op de haak en
verwijdert u de accu uit de lader.
Trek daarna de stekker van de lader uit het
stopcontact.
OPMERKING: Als de haak niet soepel open gaat,
veegt u het stof af rondom de bevestiging ervan.
► Fig.2: 1. Haak
16 NEDERLANDS
Accu defect.