Zorg ervoor dat het apparaat en de aange-
■
sloten toestellen bij gebruik geen belemmering
vormen voor het sturen, remmen en de inzet-
baarheid van andere bedrijfssystemen van
het voertuig (bijv. airbags), en dat ze uw zicht
tijdens het rijden niet beperken.
Neem alle plaatselijke wet- en regelgeving in
■
acht. Bedien het apparaat alleen in situaties
waarin de verkeerssituatie dit toelaat en waarbij
u andere verkeersdeelnemers niet in gevaar
brengt, schade berokkent, hindert of tot last
bent. Bedien het apparaat daarom alleen als
het voertuig stilstaat.
Laat u door de bediening en indicaties van het
■
apparaat niet afleiden van het wegverkeer!
Maak uzelf eerst vertrouwd met de bediening
van het apparaat en oefen in het veilige gebruik
ervan voordat u begint te rijden!
Bescherm het apparaat tegen vocht en het
■
binnendringen van vloeistoffen.
Gebruik het apparaat nooit zonder toezicht.
■
SBF 2 B2
NL │ BE
│
147
■